De oprichting van Moeder Oostendse
Moeder Oostendse werd volgens de Studentencodex opgericht in 1912. Toch zijn er aanwijzingen dat er al veel
eerder een Oostendse studentenclub in Leuven zou hebben bestaan.
Tussen 1890 en 1912 zou Moeder Oostendse, immers innig verbonden zijn geweest met Moeder Meense. Uit
verslagboeken van de Meense studentenclub uit 1929-30 blijkt dat de Meense oorspronkelijk bij de Oostendse Club
was aangesloten, maar deze rond 1890 verlaten zou hebben. Op 20 november 1895 maakte Ons Leven dan weer melding
van de oprichting van een Oostendsche Gilde. Diezelfde Gilde zou in november 1897 een activiteit in
visserskledij georganiseerd hebben en in november 1898 samen met Moeder Brugse en Moeder Kortrijkse deelgenomen
hebben aan de feestviering van de West-Vlaamse Gilde.
Over de periode na 1898 valt echter geen informatie terug te vinden over een Oostendse studentenclub. Xavier Van
Hee, lid van Moeder Meense in 1910-13, wist zich echter wel te herinneren dat er in eerste decennium van de 20e
eeuw veel Oostendenaars in het in 1901 opgerichte Moeder Meense zaten. De reden waarom is echter niet geheel
duidelijk. Het zou kunnen dat er te weinig studenten uit Oostende waren om een studentenclub te beginnen. Ook
zou Paul Barbe, de stichter van Moeder Meense, familie geweest zijn van Norbert Barbe, de pastoor van de Heilige
Hartparochie in Oostende.
In 1912 werd Moeder Oostendse uiteindelijk officieel opgericht door August Nassel en Franz Lambrecht. Dat jaar
werd zo al de officiële oprichtingsdatum van Moeder Oostendse Gezien, ondanks eerdere vermeldingen van een
Oostendse club eind 19e eeuw. August Nassel werd als eerste senior verkozen voor het werkingsjaar 1913-14.
In ieder geval zouden de Meense en de Oostendse nog lange tijd met elkaar verbonden blijven, want de traditie
schreef lange tijd voor dat beide senioren automatisch lid van elkanders club waren. Moeder Meense vierde in
1912 haar tweede lustrum en is goed mogelijk dat op de lustrumfoto van Moeder Meense ook de eerste clubleden van
Moeder Oostendse staan.
De eerste wereldoorlog en het interbellum
Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moest Moeder Oostendse de activiteiten al na één werkingsjaar staken. Toen de studenten na de oorlog hun studies vervolgden, bleek die grote gevolgen te hebben gehad voor het studentenleven. Studenten waren volwassener en veelal radicaal Vlaamsgezind geworden. Zij begonnen zich immers actief in te zetten voor de Vlaamse zaak.
De ernst van de studenten met een oorlogsverleden botste echter met de studentikoze onschuld van de nieuwe
studenten. Verschillende studentenclubs, zoals
Moeder Meense, kregen met dit probleem te maken. Het is goed mogelijk dat ook Moeder Oostendse na WOI met
diezelfde wrevel kampte want de naoorlogse heroprichting door Joseph Bouckaert in 1920 hield slechts twee jaar
stand. Ze werd een twee keer heropgericht in 1925 door B. Coene.
Van 7 tot 9 december 1935 vierde de club het derde lustrum van de heroprichting van 1920. Het feest begon met
het opwachten, met fanfare, van de ereleden aan het station te Leuven, waarna een receptie plaatsvond met porto
en dubbele trappisten. Daarna vond een cantus plaats geleid door Romain Vermeire v. Meng met vele salamanders.
Het verslag van het derde lustrum van Moeder Oostendse is één van de weinige verslagen die terug te vinden is in
haar rijke geschiedenis.
Tweede Wereldoorlog & jaren 50
Aan het onbezorgde Leuvense studentenleven kwam een eind met de Duitse inval in mei 1940. Hoewel er in
tegenstelling tot de Eerste Wereldoorlog wel college werd gegeven in Leuven, kwam het clubleven onder druk te
staan. De avondklok en de slechte kwaliteit van het bier maakte het de clubs erg moeilijk.
Op het einde van de jaren 50 ging het Moeder Oostendse voor de wind want de weinige informatie waar we over
beschikken, beschrijft een bloeiende club. Uit de rekeningen van het clubjaar 1960-1961 valt te zien dat Moeder
Oostendse toen 62 leden telde. Dat was ongeveer zes keer zoveel als op het einde van de 20ste eeuw.
In hetzelfde werkingsjaar organiseerde Moeder Oostendse vier bals, waarvan twee in het casino van Middelkerke.
Het bal was toen ook al een belangrijk moment voor een club, want hierdoor kwam de club aan inkomsten. Gedurende
de jaren 50 had het bal van Moeder Oostendse een grote uitstraling aan de kust. Het zou vaak het eerste bal
geweest zijn voor veel meisjes uit Oostende en omstreken. Na het bal was het gebruikelijk dat de hele club in
smoking samen met de vriendinnen in galajurk, de vroegste ochtendmis bijwoonden.
Van de jaren 60 tot aan de 21ste eeuw
Net als het KVHV kreeg Moeder Oostendse in de jaren 60 te maken met de links-progressieve contestatiegolf. De
machtsstrijd tussen de zogenaamde “traditionalisten” en “nieuwlichters” werd gewonnen door de nieuwlichters. Als
gevolg hiervan ging Moeder Oostendse vanaf 1966-67 een sociaal-culturele en progressieve koers volgen.
Vanaf dan weten we ook niet meer wie de senior is van Moeder Oostendse en het is ook goed mogelijk dat de club,
net als bij sommige faculteitskringen, door een raad werd bestuurd. Weinig is geweten over deze rumoerige
periode, maar het staat vast dat de club een tijdje als soort van culturele vereniging door het leven ging. De
rol van Moeder Oostendse in Leuven Vlaams is dan ook niet bekend.
De nieuwe formule sloeg echter niet aan, want in het begin van de jaren 70 bestond Moeder Oostendse niet meer.
Toen halverwege de jaren 70 de links-revolutionaire sfeer in Leuven over was gewaaid, besloten in 1976 een
aantal Oostendse studenten, onder leiding van rechtstudent Filip Landrieux Moeder Oostendse te
heropterichten.
Landrieux was een actieve student, want in het academiejaar 1974-75 was hij de hoofdredacteur van het KVHV-blad
Ons Leven. Luc Ghesquière, de toenmalige KVHV-preses, en tevens lid van Moeder Meense, probeerde als dusdanig
het clubleven en het KVHV weer te verzoenen, maar dat was gezien de tijdsgeest quasi onmogelijk of van korte
duur.
Toch is het erg waarschijnlijk dat Landrieux gedurende dat jaar het idee heeft opgevat voor de heroprichting van
Moeder Oostendse. Onder het presesschap van Ghesquière en de Ons Leven-redactie van Landrieux, werd het door
innerlijke strijd verzwakte KVHV verenigd en stond er opnieuw Vlaamse actie op haar programma. Het nieuw
opgerichte Moeder Oostendse had naar alle waarschijnlijkheid dus een goede band met het KVHV, en moet dus
Vlaamsgezindheid geweest zijn.
Ondanks de banden met het historische KVHV moest Filip Landrieux de club van nul opbouwen, daar er geen
verslagen, foto's, adressenlijsten en dergelijke meer waren. Moeder Oostendse was echter heel snel weer op
sterkte, want in 1979 werd één van haar leden, Axel Willems, tot Senior Seniorum oftewel hoofd van het
Seniorenkonvent (SK) te Leuven verkozen. Hoewel het SK toen veel aan prestige had ingeboet, bleef de functie van
Senior Seniorum een erefunctie, die het vertrouwen in de verkozene en zijn club beklemtoonde.
In 1980 had Moeder Oostendse terug zijn draai gevonden en deed het mee in de Leuvense studentenwereld alsof het
nooit was weg geweest. Gedurende de jaren '80 zou de club het moeten stellen met zo'n 15 à 20 leden, wat
ongeveer evenveel was als de andere West-Vlaamse clubs in Leuven.
Gedurende deze periode hadden Oostendse studenten ook een reputatie gekregen, zoals het volgende stukje uit Ons Leven
aantoont: "Dolgraag was de zuipschuit bij een studentenclub gegaan, doch de doop schrok hem af. Vaak laat hij
echter medestudenten (vooral die van het vrouwelijke soort) geloven dat hij in een studentenclub is. Bij
voorkeur d'Oostendsen om aan te tonen hoe zwaar hij wel is".
In het begin van de jaren 90 ging het Moeder Oostendse op het vlak van ledenaantallen echter niet voor de wind. De club had aan het begin van het academiejaar 1994-1995 nog maar twee leden! Gelukkig
kreeg Moeder Oostendse begin 1995 en in de volgende jaren constant nieuwe leden. Veel nieuwe leden kwamen echter
niet meer van Oostende en omstreken, maar uit verder afgelegen gebieden in West-Vlaanderen of zelfs
daarbuiten.
Toch werd het voor Moeder Oostendse steeds moeilijker om nieuwe leden te vinden. Niet alleen een kwalijke
reputatie maar ook de secularisering had toegeslagen. Vroeger waren de meeste leden oud-leerlingen van het
college te Oostende die logischerwijs aan de KU Leuven gingen studeren, maar dat was steeds minder het geval.
Later kwam ook het verdwijnen van het clubcafé en de mindere bekendheid bij secundaire studenten daarbij. Het
werd de club in 2006 fataal.
Heroprichting en heden
In het jaar 2012, na een nieuwe instroom van Oostendse studenten in Leuven, kregen de gebroeders Polfliet het
idee om de traditie van Moeder Oostende weer voort te zetten. Onder leiding van Sebastiaan en Thibauld Polfliet
werden er bereidwillige Oostendenaren gevonden en kon de heroprichting starten. In het werkingsjaar 2012-13 was
de club een jaar schacht van de West-Vlaamse gilde en het SK om uiteindelijk opnieuw te worden aanvaard binnen
het clubleven.
Ook vandaag kampt Moeder Oostendse nog met de problemen die de club in 2006 de kop kostten, maar ze weet zich
goed te redden. Sinds 2014 wordt er elke derde zaterdag van november opnieuw een Galabal der Kust georganiseerd.
De vijfde editie in de Bagetellezaal te Oostende van op 17 november 2018 was opnieuw een spetterend succes. Ook
binnen het clubleven gaat het Moeder Oostendse opnieuw voor de wind. Tijdens het werkingsjaar 2017-18 leverde de
club immers zowel de Senior van de West-Vlaamse Gilde als de Senior Seniorum.
Symbolen en attributen van Moeder Oostendse
Net als alle studentenclubs beschikt Moeder Oostendse ook over een wapenschild, een vaandel, een monogram en
een commandowapen. Lint, pet, wapenschild en vaandel zijn in de clubkleuren getooid. Voor Moeder Oostendse zijn
dat de kleuren van Oostende, namelijk rood-geel-rood.
Linten spelen een hele belangrijke rol in het clubleven, want aan het lint en de manier hoe het gedragen word,
kan men zien welke positie dat persoon in het clubmilieu betrekt. In Leuven dragen de presidiumleden een gewoon
commilitolint, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Gent waar alle presidiumleden een breed lint dragen. Ook de
cilindervormige studentpetjes, cerevis, tonnetjes of potjes zijn een belangrijk door de student gedragen
clubsymbool. Op de deksel, in de hoofdkleur van de club (rood voor Moeder Oostendse), staat het monogram,
terwijl de zijkanten uit de drie kleurstroken van de club bestaan. Het petje wordt enkel gedragen door
commilitones en altijd binnenshuis, tenzij voor groepsfoto's en dergelijke buiten.
Een ander belangrijk symbool is het wapenschild vanwege zijn prominente plaats in het clubcafé, waar het als het
ware als uithangbord van de club dient. Het wapenschild van Moeder Oostendse is verticaal gedeeld. De linkerkant
(als men er naar kijkt) neemt de drie zwarte sleutels op gele achtergrond van Oostende over. Aan de rechterkant
vindt men diagonaal (rechtsboven naar linksonder) de drie kleurbanden (rood-geel-rood) terug met daarop het
monogram in het zwart. Het wapenschild dient behalve als uithangbord om de thuisbasis aan te geven, ook om de
eed van trouw bij de Ontgroening op te zweren. De vlag of vaandel van Moeder Oostendse bestaat uit drie
(rood-geel-rood) horizontale banden met daarop het monogram. Zoals het wapenschild bij elke binnenevenement
aanwezig is, zo is dat met de vlag voor buitenevenementen. Zo werd de vlag bijvoorbeeld buiten gehangen bij de
Leuvense Blijde Intrede van Filip en Mathilde. Het grote 'moment de gloire' voor de vlag van Moeder Oostende was
toen de, al eerder vernoemde oud-senior Mike Loontiens, het Leuvens stadhuis beklom en de vlag aan één van haar
torens ophing. De Leuvense brandweer moest een aantal weken later uitrukken om de Oostendse vlag van het
stadhuis te halen!
Een ander symbool is het monogram dat op het wapenschild en de vlag terugkomt. Het monogram is een zeer oude
Duitse studententraditie uit de 18de en begin 19de eeuw. Tijdens de ondergrondse strijd van de Duitse
studentenclubs voor een ééngemaakt Duitsland was het monogram of 'zirkel' een manier om de naam van de club op
een versluierde manier te vernoemen. Tegenwoordig wordt het monogram, behalve op het wapenschild en op de vlag,
nog altijd gebruikt in de correspondentie tussen clubleden. Het monogram van Moeder Oostendse bestaat uit de
beginletter van de club, de 'O', met daar sierlijk doorheen gevlochten de letters 'V', 'C' en 'F'. Het geheel
wordt gevolgd door een uitroepteken. De letters V,C en F zijn de beginletters van de 18de eeuwse Duitse
studentenheilspreuk 'Vivat Fratres Coniuncti' (Leve de Verenigde Broeders) of 'Vivat Circulus Fratrorum' (Leve
de Kring der Broeders). Tegenwoordig staan deze letters eerder voor 'Vivat, Crescat et Floreat' oftewel 'Leve,
Groei en Bloei'. Het monogram van Moeder Oostendse is echter niet zo oud, want net als bij de meeste Leuvense
clubs, is het pas in de jaren '30 door De Goeyse ontworpen.
Het laatste symbool is het commandowapen. Dit is een sierwapen dat dient om commando's of bevelen van de senior
kracht bij te zetten op een officiële plechtigheid zoals een doop, ontgroening of cantus. De Vlaamse
studententradities kent de volgende commandowapens een degen, een knuppel of een kuipershamer. Moeder Oostendse
heeft als commandowapen een kuipershamer, die gretig door de senior gebruikt wordt om stilte te bekomen op een
cantus.